Een brief van octrooi is een machtiging tot een handeling, door de overheid gegeven. Deze handeling kan zijn o.m. het afgraven van een terrein, om bijv. turf te winnen; het vestigen van een bedrijf of het starten van een scheepvaartonderneming.1) Maar ook het bouwen van een huis of een schuur viel onder een brief van octrooi. Zo verlenen schepenen van Reusel op 17 januari 1714 aan Marten Hendricx, in huwelijk hebbende Maria Kerckhoffs, toestemming om een schuur naast hun woonhuis te bouwen. Voor deze vergunning wordt f. 2-10-00 betaald.2) Toestemming om een ambacht te kunnen uitoefenen, zal men in de periode vóór de Bataafse omwenteling niet in de steden vinden. Immers, daar beheersten de gilden het uitoefenen van ambacht en bedrijf. Zo verkrijgen bijv. Jan Kerckhofs en Matthijs Mollen op 7 december 1757 octrooi om een bierbrouwerij te beginnen.3) Octrooien voor ontgronding zijn regelmatig onderwerp van resolutie geweest.4) Na de Bataafse Omwenteling veranderde dit beeld. In de periode 1795-1814 worden de brieven van octrooi afgegeven door het bestuur van de departementen van Bataafs-Brabant.5) Voor de huidige provincie Noord-Brabant worden deze brieven bewaard in het Rijksarchief in Noord-Brabant te 's-Hertogenbosch. Op 10 mei 1796 verwerft Cornelis de Rooij octrooi om Y2 bunder land in de polder te Terheijden, land van Breda, te mogen uitmoeren.6) Cornelis de Rooij en zijn vrouw Maria Aarbesints passeren op Terheijden op 5 juli 1796 een acte van borgtocht -wegens het ontgronden- voor het betalen van de plaatselijke dorps- en polderlasten. Zij verbinden hiertoe een perceel weide en een akker, ter waarde van f. 250,=. Gerrit Offen, meester-grutter, in het huis "de Roozenboom" in de Kerkstraat te 's-Hertogenbosch verwerft op 3 juni 1796 een octrooi om een paardengrutmolen te mogen vestigen om boekwijt tot grut en haver tot gort te malen in twee door hem gekochte panden in de Krullenstraat aldaar. Op 2 september 1796 vragen Jacob Arnoldus van Hooff, Anthonij Govers, Hendriena Verschuuren, Peeter Leendert Hoecx, Francis Banken, Jan Jansze Beckers, Francis Baltus Carnoudus, Hendrick Janse den Natricx, Peter Stoeldraaijers, Anthonij de Wijs, Johannes Verschuuren, Francis Smulders, Johannes Snoeks, Peter van der Linden en Cornelis Reijnders octrooi om weiden en akkers te Valkenswaard te mogen ontgronden. Het octrooi wordt verleend op 16 oktober 1796 op voorwaarde, dat zij een cautie storten voor het voldoen van de dorpslasten. Jan van den Oever heeft een boerenhuizing met zijn aangelag en woeste grond gekocht, die hij moet ontgronden. Een deel is nog steeds woeste grond. De pachter van de novale gronden7) heeft over de oogst van 1796 ook tienden geheven over het nog niet ontgonnnen perceel woeste grond. Hij krijgt op 11 november 1796 vrijstelling van deze pacht tot en met het jaar 1797 op grond van de resolutie van de gewezen Raad van State van 1790. Bartholorneus van der Kaa te Oosterhout krijgt op 23 maart 1797 een octrooi om een zaag- en oliemolen te bouwen op zijn grond. Hij moet hiervoor een jaarlijkse chijns van 8 gulden betalen. | 97 |
Jan Jansz Sak verzoekt op 16 juni 1797 toestemming tot het oprichten van een paarden oliemolen te Someren, waar zich reeds een dergelijke instelling bevindt. Hem wordt octrooi verleend, mits het bouwen van deze inrichting geen gevaar voor de omwonenden zal opleveren. Daartoe moet het dak met pannen gedekt worden. Hij is een jaarlijkse chijns van vier gulden verschuldigd. Jan Keunen is eigenaar van een koren watermolen en een volmolen te Dommelen, door koop verkregen op 22 juli 1749. De volmolen krijgt geen werk meer. Hij krijgt op 6 juli 1797 toestemming een olie- en slagmolen bouwen, die met pannen gedekt moet zijn. Hij moet een jaarlijkse chijns van vier gulden betalen. Gillis Peter de Neve, Leender Eestermans en Pieter Korst, te Steenbergen, verzoeken om hun gors tussen de haven en de polder de Heen met een winterkade te mogen omgeven.8) De toestemming wordt verleend op 13 juli 1797, waarbij bepaald wordt, dat met ingang van het jaar 1798 gedurende 12 jaren geen verponding betaald hoeft te worden. Piet van den Boer te Veghel verkrijgt op 17 oktober 1797 octrooi om een paardenoliemolen te Veghel, waar er reeds een is, te vestigen. De voorwaarde is wel, dat het bedrijf gedekt moet worden met pannen; verder is een jaarlijkse chijns van vier gulden verschuldigd. Albertus van Driel te Mierlo, verwerft op 14 mei 1797 octrooi om een olie- of slagmolen te mogen bouwen, die er ter plaatse nog niet is. Ook nu weer: gedekt met pannen en betaling van een jaarlijkse chijns van 4 gulden! Johannes Christiaan Swagemakers te Tilburg laat in Holland lakens vollen. Dit geeft aanleiding tot enorme vertragingen bij het leveren van een gereed product. Hij krijgt een octrooi om een volmolen op gemeente grond te mogen bouwen, tegen betaling van een jaarlijkse chijns van zes guldens. Martinus Cornelis van Dooren, Gerardus Gommarus Dams, Augustinus Verbunt en Petrus Cornelis Brouwers en Adriaen Mutsaers zijn borgen voor Johannes Christiaan Swagemakers, wie op 2 juni 1797 octrooi verleend wordt, om de windvolmolen te Loven te bouwen. W. Minoretti, cum suis, kooplieden in runderen te 's-Hertogenbosch en elders, verzoeken om de vette beesten markten te 's-Hertogenbosch, die op vrijdag in november gehouden worden, te verplaatsen naar de woensdag.9) Het verzoek is op 2 september 1802 ingewilligd. Gijsbert Francis de Leijer verwerft op 24 mei 1803 het octrooi om te zijnen huize, te Klein Liempde onder Boxtel, een bierbrouwerij te beginnen. Het pand moet voorzien zijn van een steenen schoorsteen en gedekt met pannen! Abraham Zubli te Leerdam krijgt op 24 juni 1802 admissie om zich te 's-Hertogenbosch te vestigen. Hem wordt op 20 september 1803 octrooi verleend een paarden oliemolen in een huisje op het Hinthamereijnd te 's-Hertogenbosch te beginnen en in het aangrenzende huisje raapkoeken te slaan. C. Heuvelmans te 's-Hertogenbosch, eigenaar van de stenen koren molen aan de Vughterpoort, "de Nieuwe Stenen Molen", vraagt op 24 november 1803 octrooi om een garstpelmolen er bij te mogen bouwen. Het octrooi wordt verleend op 1 januari 1804 met de bepaling, dat hij onder de ordonnantie op het gemaal zal vallen. Carel Frederik Wesselman, te Helmond en te Vaarle onder Nuenen en Gerwen, verzoekt om octrooi voor een korenbranderij of geneverstokerij te vestigen. Het octrooi wordt op 24 mei 1803 verleend, op voorwaarde, dat hij uitgebreide voorzorgen treft tegen brand. Henricus de Lijer te Vught verwerft op 10 januari 1804 octrooi om een bierbrouwerij op het Marktveld te vestigen, voorzien van een stenen schoorsteen en gedekt met pannen. Adrianus van Seist te 's-Hertogenbosch krijgt op 12 januari 1804 toestemming om bij zijn woonhuis op de Papenhulst een zaagmolen te bouwen. Cornelis Priems te Tilburg mag op 14 februari 1804 een paardengarstmolen oprichten. Jan de Vocht te Bladel verwerft op 15 maart 1804 octrooi om een bierbrouwerij in te richten in zijn huis op het Marktveld, voorzien van een stenen schoorsteen en gedekt met pannen. Jan Jansz Driessen en Adriaan Pieter van den Nieuwenhuijse te Dongen krijgen op 12 april 1804 octrooi om 1/2 bunder hooiland onder de Rijsdijk, jurisdictie van Oosterhout, te ontgronden. Zij moeten evenwel een cautie storten voor de dorpslasten. Cornelis Cornelis van der Noordt te Oosterhout mag 8 lopense hooiland in de Willemspolder aan de Groenendijk onder Oosterhout ontgronden en -eveneens op 12 april 1804- krijgt Johannes Olijslager te Oosterhout octrooi om 6 lopense hooiland onder de Rijsdijk, jurisdictie van Oosterhout te ontgronden. Allen moeten een borg stellen voor de dorpslasten. | 98 |
Voorts krijgen Cornelis Adriaan van der Noordt te Oosterhout en Nicolaas Claessen van Dongen te Dongen, cautie om drie percelen in de Dongendijkse polder te Oosterhout -8 lopense groot- te ontgronden, op 24 april 1804, waarbij zij een zekerheidstelling voor de dorpslasten af moeten geven. Augustinus van Lieshout, Wilhelmus van Houtum, Hendrik van der Somme, Francis van der Grinten, Willem van Moorse! en de weduwe van Jan Dekkers te Eckart verwerven octrooi om elk 25 roeden beemd te ontgronden; zij moeten een borg stellen voor de dorpslasten. Francis van Erp te Lith -op 8 mei 1804- en Jan Jacob Puttekoffer te Nuland - op 17 mei 1804-verwerven octrooi om in hun huizen een bierbrouwerij te vestigen, op voorwaarde van: stenen schoorsteen en een pannendak! Daniel Antonius Lightenvelt te 's-Hertogenbosch heeft op 6 december 1791 octrooi verkregen om een chocolademolen, annex fabricage van snuiftabak en koffie, te exploiteren. Dit octrooi wordt op 6 juni 1804 verlengd, maar de molen mag niet gebruikt worden voor het breken of pletten van granen op straffe van een boete van f. 1000, =. Op 6 juni 1804 wordt octrooi verleend aan de weduwe van Johannes Otto te Gilze om een hand- of paardengrutmolen in haar huis onder de wijk "Kerk" aldaar te vestigen. Ignatius Xaverius Josephus de Maurisseus te Vlierden mag 2 lopense weide aldaar ontgronden, op 26 juli 1804, maar moet een cautie storten voor de dorpslasten. Adam van der Meir, Hendrick van Santvoort, Peter Willem Jan Goorts en Johannes Adriaan Kerckhoff, allen te Erp, verwerven octrooi om het Rauwe Ven op de Heuvelberg te Erp te ontgronden op 2 augustus 1804. Alexander van Es, op de Beek onder den Hage, land van Breda, mag op 18 september 1804 een grutmolen binnen den Hage vestigen. Op 18 september 1804 krijgt Adriaan Willemse van de Ven te St-Oedenrode octrooi om 13 lopense land te 011and onder St-Oedenrode te ontgronden, onder zekerheidstelling voor de dorpslasten. H.A.A. van Ertrijck en Joseph Kilian, resp. te Boxtel en te 's-Hertogenbosch -pachters van de watermolens te Boxtel sedert 25 maart 1802- krijgen op 26 mei 1803 octrooi om papier- en snuifmolens te mogen vestigen. Zij mogen evenwel geen belemmering voor de scheepvaart op de Dommel vormen. Op 6 november 1804 wordt J.M. de Garde te 's-Hertogenbosch octrooi verleend om een zeepziederij te vestigen in het huis "In de Hopwagen" op het Hinthamereijnde. Op dezelfde datum krijgen Christianus van Geel en Willem Hulstkamp te 's-Hertogenbosch toestemming een geneverstokerij te beginnen in het pand "het kasteel van Helmond" op het Hinthamereijnde. Op 8 november 1804 krijgt Jan Baptist Rovers te Chaam octrooi om een grutmolen te beginnen. Theodorus Smits, molenaar, heeft in 1800 de molen te Moergestel gekocht, met het onderhoud van drie bruggen over de Dommel en 97 roeden dijk. Omdat de weg en de bruggen steeds intensiever door het verkeer benut worden, verzoekt hij op 13 december 1804 -om de schade aan de bruggen en wegen te kunnen repareren- een tol te mogen heffen over paarden en karren, die niets aanvoeren ten behoeve van de molen. Op 19 maart 1805 verzoekt Cornelis Adriaan Puls te Wagenberg onder Terheijden octrooi om 100 roeden in de polder van Sonseel onder Terheijden te mogen ontgronden. Hij moet een cautie storten voor de betaling van de dorpslasten. Franchoijs Halewijn te 's-Hertogenbosch, Jan de Jongh en Anthonij van den Dungen te Lommel bezitten het octrooi der wagen posterij van 's-Hertogenbosch op Maastricht verleend op 19 november 1762 en op 19 september 1770 geprolongeerd met 30 jaar. Zij verzoeken nu wederom 30 jaar verlenging: tot 3 april 1835. Hierbij verzoeken zij de vrachtprijs te mogen verhogen van 6 naar 7 stuivers, per uur per reiziger en de vrachtprijs der goederen met 1 stuiver per pond. Zij verkrijgen op 9 april 1805 de verlenging op voorwaarde, dat de vrachtprijs der goederen niet verhoogd mag worden. Jan van Bijnen verzoek op 23 april 1805 zijn grutterij te mogen uitbreiden. Jan Cornelis van Alphen te Beek, onder de Hage, Land van Breda, verzoekt op 7 mei 1805 octrooi om een hand- en paarden grutmolen te mogen oprichten. Alleen de handgrutmolen wordt toegestaan. Hendrik Roels, grutter in den Hage, land van Breda, zet de grutterij van zijn grootvader, Dingeman van Ginneken, voort, die in 1742 geoctroijeerd werd voor 20 jaar en welk octrooi reeds met 20 jaar verlengd is. Hij vraagt op 21 mei 1805 om verlenging van het octrooi. Johannes Molenschot te Dongen voert enkele jaren een paarden grutmolen zonder octrooi, | 99 |
krachtens de Staatsregeling van 1798. Hij vraagt op 27 juni 1805 alsnog om een octrooi.10) Johannes van Beek te Vught vraagt op 28 augustus 1806 octrooi om een weide, de Vlasmeer te Vught te ontgronden. Het octrooi wordt verleend onder cautiestelling voor de dorpslasten.11) Adrianus, Abraham, Josephus en Dirk van Lith, Nicolaas Schaft, Wouter Sschaft, Geertrij en Catharina Spierings, Maria Anna Spierings, weduwe van Jan van Tiel en Catharina Geertruijda Mahie, allen eigenaars van een hoeve te Vught, vragen op 23 september 1806 octrooi om een lopense van deze hoeve te ontgronden. A. van de Mosselaar en Petronella Canters, zijn huisvrouw te Dongen, verwerven op 29 januari 1807 cautie om 5 lopense hooiland aan de Dongense dijk te Oosterhout te mogen ontgronden. Zij moeten een cautie stellen voor de dorpslasten. Op dezelfde datum verwerft Jacobus Jan Pruijsten te Oosterhout octrooi om 5 lopense weide aan de Rijsdijk in de Willemspolder te Oosterhout te ontgronden. Bernardus Hendrik Neelo en Huijbert Adriaan van der Noort te Oosterhout en. Petronella F. Raassen te Dongen verwerven op 26 maart 1807 octrooi om 3 percelen te Oosterhout te ontgronden, evenals Hendrik Pieter Sschoenmakers te Oosterhout om 10 lopense hooiland in de Willemspolder uit te moeren. Leonardus Molenschot, med. doctor te Bergen om Zoom, verzoekt toestemming om 2 percelen in de Beijemoerenpolder en Halsteren, te samen 10 gemeten en 273 roeden, te mogen ontgronden, op 26 maart 1807. F.C. van Rijckevorssel, Joseph Ruij en J. Verhellouw verkrijgen op 25 juli 1809 octrooi om een aantal percelen te Vught te ontgronden. Ook op 29 maart 1809 worden een aantal octrooien verleend.12) De verkrijgers moeten een cautie stellen voor de verpondingen. Dit zijn: Francis van Eijndhoven, te Esch, om drie lopense groes, de Koeweide, te mogen ontgronden. Anthonie Cornelis Bink, op den Hout onder Oosterhout, kan 2/3 part van een bunder hooiland aan de Rijsdijk in de Willemspolder te Oosterhout ontgronden. Theodorus van Gool, te Dongen, kan twee percelen in de Rijsdijkse polder te Oosterhout, tesamen groot 3 lopense 46 roeden, uitmoeren. De octrooijen werden afgeschaft op 6 oktober 1797, met dien verstande, dat alleen de aanvragen voor ontgrondingen bleven bestaan.13) Echter op 22 september 1812 bij reorganisatie van het departement van Financien, wordt een decreet op de stedelijke octrooien uitgevaardigd.14) In feite is dit een voorloper van de omzetbelasting, die in de twintigste eeuw ingevoerd zal worden. Het is hier een heffing op dranken, voedingsmiddelen, brandstoffen en zeep. Met het onstaan van het Koninkrijk der Nederlanden veranderen deze octrooien totaal. Om een bedrijf te stichten, een huis te bouwen, een perceel te ontgronden etc. moest men nu een aanvraag doen bij de plaatselijke overheid. In 1911 krijgt het begrip "octrooi" een heel andere betekenis. In dat jaar werd de "Octrooiraad" opgericht. Een octrooi is -voor onze hedendaagse begrippen- een door de overheid aan een persoon of aan een vennootschap verleend exclusief recht -gedurende een bepaalde tijd- tot het maken of verkopen van zeker artikel of de exploitatie van een uitvinding op het gebied van de nijverheid.15) | 100 |
Noten | |
1. | Een "scheepvaartonhe Compagnie. Ook de "brieven van kaapvaart" waren octrooibrieven. |
2. | Oud-Rechterlijk Archief Bladel R20 folio 121, Streekarchief Samenwerkingsverband Regio Eindhoven. |
3. | Oud-Rechterlijk Archief Bladel R45 folio 139, Streekarchief Samenwerkingsverband Regio Eindhoven. |
4. | Groot Placaatboek I, folio 1890; V, folio 826; VII, folio 961. |
5. | J.A. ten Cate: Inventaris der Bestuursarchieven van de Departementen Bataafs Brabant, van de Dommel, Hollands Brabant en van de Monden van de Rijn, alsmede van het Arrondissement Breda van het Departement der Twee Nethen, 1795-1814 (Inventarisreeks nr 14, Rijksarchief in Noord-Brabant, 's-Hertogenbosch, 1975). |
6. | Inventarisreeks nr 14: 132. Alle akten t/m 2 juni 1797 zijn opgenomen in deze band. |
7. | Novale gronden: pas ontgonnen terrein. |
8. | Gors: buitendijks aangeslibd land, dat bij gewone vloed niet meer onderloopt. |
9. | Inventarisreeks nr. 14: 460. Alle akten t/m 27 juni 1805 zijn opgenomen in deze band. |
10. | De staatsregelingvoor het Bataafse Volk -de grondwet van 1798- heeft het aanvragen van octrooien afgeschaft. Echter bij wet werd het aanvragen van octrooi medio 1802 wederom ingevoerd. |
11. | Inventarisreeks 14: 461. Alle akten t/m 12 mei 1807 bevinden zich in deze band. Hierin bevindt zich één losse acte, van 25 juli 1809. |
12. | Inventarisreeks 14: 1111. Onder dit nummer worden 4 octrooiverlengingen bewaard. De aanvragen voor deze octrooien bevinden zich in band 1110. |
13. | Publicatie van de Wetten van de Bataafse republiek 7, nr. 263. |
14. | Inventarisreeks br. 14: 1443. Deze verordening werd te Parijs reeds enkele jaren eerder afgekondigd. |
15. | De octrooiraad is een uitvloeisel van de Octrooiwet van 7 november 1910. |